Landbouw
Van oudsher is landbouw de voornaamste activiteit op de landerijen van het landgoed.
Op de hoger gelegen plaatsen in het moerassige zandlandschap lagen boerenerven, en naarmate de vraag naar landbouwproducten toenam en de ontwatering kon worden verbeterd, werden steeds meer stukken land in gebruik genomen voor de landbouw. Op het landgoed werden de boerderijen en het land verpacht. Aanvankelijk was er op de natte heiden in de streek vooral schapenhouderij, met daarnaast kleine graanakkertjes.
Sinds eind 19e eeuw werd op het landgoed geinvesteerd in de ontginning van heideterreinen, en ontwikkelde zich ook de melkvee- en varkenshouderij. De houten boerderijen werden op de meeste landgoederven vervangen door stenen hallehuizen, met een bakhuis en een varkensschuur.
Na de Tweede Wereldoorlog nam de vraag naar voedsel opnieuw enorm toe (Mansholt), en werd geinvesteerd in de herbouw van de vernielde boerderijen. Op alle landgoederven werden onder leiding van de toenmalige rentmeester de hooibergen vervangen door een 'hooitas', die door de boer naar eigen inzicht kon worden ingericht en voor zijn bedrijf passend gemaakt.
Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw waren opnieuw investeringen op de agrarische bedrijven noodzakelijk om schaalvergroting mogelijk te maken. Nieuwe ligboxenstallen en kippenschuren waren voor de landgoedeigenaren door de lage pachtprijzen niet rendabel te bouwen, en daarom zijn de erven van een aantal hoeven verkocht aan de boer / pachter. Ook werden sindsdien de meeste nieuwe stallen en bedrijfsgebouwen - met instemming van de verpachter - door de boeren met eigen investeringen gerealiseerd.